What's on
Paradiso

London Calling: Spector, King Krule, Team Me, Hooded Fang, Electric Guest, Willis Earl Beal, Clock Opera, Porcelain Raft, The Big Sleep, Japandroids, DZ Deathrays, China Rats, New Look e.a. (Indiestad)

London Calling: Spector, King Krule, Team Me, Hooded Fang, Electric Guest, Willis Earl Beal, Clock Opera, Porcelain Raft, The Big Sleep, Japandroids, DZ Deathrays, China Rats, New Look e.a. (Indiestad)

zaterdag 19 mei 2012

zaterdag 19 mei 2012

King Krule is een zeventienjarige singer-songwriter uit London. Zijn echte naam is Archy Marshall en vorig jaar heette hij heel even Zoo Kid maar nu dus King Krule. Dit superhippe fenomeen ziet er met zijn rode haar en babyface al even bijzonder uit als de muziek die maakt. Beïnvloed door Chet Baker, Django Reinhardt, Ian Dury en Gang Starr versmelt hij - met zijn donkere stem, jazzy akkoorden en vervreemdende laptopelektronica - muziekstijlen als jazz, rockabilly, dub, hiphop, en soul. Een debuutalbum is er nog niet maar met een aantal singles en een titelloze ep op zak is King Krule op het moment dé artiest die elke zichzelf respecterende muziekblogger in de gaten houdt.

Naast de vertrouwde portie Britse bandjes, zet London Calling ook graag bands uit de rest van de wereld in de schijnwerpers. Neem Team Me uit Noorwegen, winnaar van de Noorse Grammy voor ‘Beste Pop Groep 2011’. Deze band maakt warme en spannende gitaarpop waarin Efterklang en Sufjan Stevens nooit ver weg zijn en volgens 3voor12 is het een prettige light-versie van Arcade Fire. Het begon allemaal als een toevalligheid, toen Marius Hagen als Team Me doordrong tot de finale van een Noorse bandwedstrijd en een band moest formeren. Inmiddels heeft de band al meerdere tours achter de rug, speelden ze mee met The Wombats en British Sea Power, en staat ook een Amerikaanse tour op de planning. Team Me is de grote belofte van 2012, dus mis het niet!

Het is natuurlijk gedurfd om je band te vernoemen naar ‘s werelds grootste producer, Phil Spector, maar deze twee muzikanten uit Londen komen er prima mee weg. Hun geluid wordt door sommige critici beschreven als een combinatie van Roxy Music, The Strokes, The Killers en My Morning Jacket, zelf voegen we daar graag Pulp aan toe. Zanger Fred MacPherson, voorheen de frontman van Les Incompetents en van Ox.Eagle.Lion.Man., heeft namelijk muzikaal behoorlijk wat weg van de rondspringende Jarvis. Een mespuntje harmonieuze Beach Boys-surfzang, en het opwindende geluid van Spector is haast compleet. Maar voor de volledige beleving is een optreden van Spector een echte aanrader.

Achter de 23-jarige Willis Earl Beal uit Chicago gaat een interessant verhaal schuil. Nadat hij vanwege medische redenen werd afgewezen door het Amerikaanse leger, verhuisde hij naar New Mexico en schreef hij honderden liedjes als therapie voor zijn depressie. Zijn stijl is te omschrijven als pure emotievolle blues, verweven met ouderwetse rock ’n’ roll. Willis Earl Beal geloofde niet in Facebook of Twitter, maar kopieerde zijn muziek op cd’tjes en deelde deze persoonlijk uit aan willekeurige mensen. Zonder een officiële release of publiekelijk optreden op zak te hebben, kwam hij onder de aandacht van grootheden als Mos Def en Damon Albarn en allerlei platenlabels. En dat voor een artiest die slechts twee tientjes had uitgegeven aan een microfoon en zijn instrumenten op vlooienmarkten bij elkaar had gezocht. De eerste release gaat de titel ‘Acousmatic Sorcery’ dragen en komt deze maand uit.


Clock Opera, viermansband van Londens muzikant en zanger Guy Connelly, heeft twee gezichten. Aan de ene kant maakte hij onder die naam een hele trits dansbare elektro-remixen voor bijvoorbeeld Feist, Metronomy en Marina & The Diamonds. Maar met eigen gevoeliger en knap gecomponeerde liedjes mikt Clock Opera niet op de dansvloer, maar vol op het hart. Gewapend met een weids, modern popgeluid bovendien. ‘Chop pop’ noemt Connelly het zelf, een geluid waarin emotie en technologie perfect moeten samenvallen. Dankzij de warmte van de liedjes en Connelly’s zalvende zang is de vergelijking met Elbow in de Britse pers lang niet zo gek als je zou denken. Debuutalbum Ways To Forget komt 23 april uit op het Moshi Moshi-label (ook Slow Club Casiokids), precies op tijd voor London Calling dus. Singles Belongings en Once and For All zijn alvast niet mis.


Twee belangrijke redenen waarom het duo Electric Guest uit Los Angeles dit jaar goed voor de wind zou kunnen gaan: bandleden Asa Taccone en Matthew Compton kregen voor hun eind maart te verschijnen debuut Mondo hulp van niemand minder dan producer Danger Mouse. En wat zijn handen aanraken… Verder was het nota bene de Amerikaanse tak van MTV die Electric Guest op een ‘bands to watch’-lijst voor 2012 zette. Niet verwonderlijk als je alleen al luistert naar een uitgesponnen, sfeervol stuk luisterpop genaamd Troubadour. Laat je niet intimideren door de speelduur van bijna negen minuten, want dit is een langzaam openbloeiend, prachtig opgebouwd lied. Tegenhanger op deze single is het puntige liedje American Daydream, gebouwd op een heerlijk lome, soulvolle groove. Deze voorproefjes en meer van debuut Mondo horen we in ieder geval tijdens het optreden van Electric Guest op London Calling.

Catchy liedjes worden echt niet minder aanstekelijk als die gitaren nét niet helemaal goed gestemd staan, zo redeneert Hooded Fang uit Toronto, Canada. Dus staat nieuwe plaat ‘Tosta Mista’ net als het debuut twee jaar terug weer vol springerige, lo-fi opgenomen indiepopliedjes in een hoog tempo en met een hoog rock ‘n’ roll-sfeertje, waarbij de pakkende refreintjes en blije koortjes je om de oren vliegen. De muziek doet denken aan een gestripte versie van Belle and Sebastian. En het mag soms best een tikkie vals zijn, want dat hoort bij de dolle pret, net als een tragere, welgemikte tranentrekker als ‘Den Of Love’. Een kniesoor die zich daar aan stoort: Hooded Fang maakt muziek om een heel goed humeur van te krijgen.

Het bleef na tweede plaat 'Sleep Forever' uit 2008 angstvallig lang stil rond New Yorks noiserocktrio The Big Sleep. En dat terwijl de vooral instrumentale riffrock met duidelijk knipogen naar Led Zeppelin juist zo lekker smaakte, een basis die al werd gelegd op debuut 'Son Of The Tiger' (2006). De band had echter een onschuldige pauze ingelast en zocht intussen naar een andere richting. Dus keerde The Big Sleep begin dit jaar zelfverzekerd terug met het stevige derde album 'Nature Experiments'. Hierop worden dromerige shoegazestukken en zangmelodieën van bassiste Sonya soms ruw onderbroken door onverwacht gemeen grommende rockpassages, richting The Joy Formidable of Silversun Pickups. Wat je noemt een explosieve band, goed voor de nodige krachtige momenten tijdens London Calling.

In heel wat krappe kelders of kleine slaapkamers in het New Yorkse Brooklyn wordt er volop muziek gemaakt, en dan vooral helemaal zelf geproduceerde, lofi-dreampop. Zo ook op de kamer van oorspronkelijk Italiaanse Mauro Remiddi. Na carrières als klezmermuzikant in Berlijn en Broadway-pianist in New York, stortte hij zich als Porcelain Raft op toegankelijke, dromerige elektropop. Zijn debuutalbum 'Strange Weekend' kwam begin dit jaar uit en biedt voor dreampopbegrippen net wat steviger beats, weids galmende elektronica-tapijten en lekker lijzige zang. Soms zijn de liedjes bovendien verraderlijk mooi én poppy: krijg Put Me To Sleep, Unless You Speak From Your Heart of Tip Of Your Tongue na een keer horen nog maar eens uit je hoofd.

Het Canadese duo Japandroids, bestaande uit Brian King (gitaar) en David Prowse (drums), bracht drie jaar geleden het debuutalbum ‘Post-Nothing’ uit. Pitchfork, NME en Stereogum ontvingen de plaat direct met open armen. Japandroids maakt energieke garagerock die doet denken aan Dinosaur Jr., Sonic Youth en Cage The Elephant. De band speelde voor het laatst in Paradiso in 2010 en komt nu terug met een nieuw album. De eerste kennismaking met het nieuwe materiaal wekt in ieder geval hoge verwachtingen: de liedjes ‘Adrenaline Nightshift’ en ‘Fire’s Highway’ zitten vol grote gitaarriffs, aanstekelijke meezingrefreintjes en pittig drumgeweld.

Brutaal, vuig en opruiend als Death From Above 1979 of Primal Scream in de beste dagen: zo kwam Australisch duo DZ Deathrays muziekland binnen denderen met de lekker rauwe singles ‘Gebbie Street’ en  ‘No Sleep’. Dat was voor NME al reden genoeg om DZ Deathrays op de vierde plek te zetten in de lijst van “most exciting new acts of 2012.” Begin april blijkt of Shane en Simon de bescheiden hype en hun harde werk van de afgelopen jaren beloond zien: dan verschijnt debuutalbum ‘Bloodstreams’. En dat is alleen al dankzij die singles een aanrader. Verwacht een ruig feestje op London Calling.

De vier jonge gastjes van China Rats uit Leeds hebben met het liedje ‘To Be Like I’ een regelrechte hit te pakken. Het nummer is afkomstig van hun debuut ep, die in april wordt uitgebracht in Engeland. NME, die het liedje snel oppakte, is nu al lovend over de groep en voorziet een gouden toekomst. China Rats maakt high-school rock ’n’ roll met een typisch Brits karakter, en zit grofweg ergens tussen, onder of boven Arctic Monkeys, Glasvegas, The Drums en Miles Kane.

Zangeres Sarah Ruba en multi-instrumentalist Adam Pavao vormen samen New Look. Een frisse nieuwe band uit Canada. De twee geliefden maken minimalistische en soms onheilspellende popliedjes waarin dubstep en electronische beats een grote rol spelen. De hoge vocalen van Ruba zitten vol emotie en vormen de liedjes van New Look op sommige momenten om tot tranenroerende ballads. Het duo experimenteert er verder flink op los en gebruikt daarbij de glamour uit de seventies, foute dansplaten uit de nineties en popmuziek van nu.

Paradiso Programme

What's on