Ron Sexsmith geïnspireerd door afscheid van Toronto

Een liedje, een mooi melodietje en de beelden zo voor je zien als een film, dat is het exclusieve domein van de Canadese singer-songwriter Ron Sexsmith. Wat hij nu weer doet met Man At The Gate (1913), het prijsnummer van zijn dertiende plaat The Last Rider, grenst weer aan het ongelofelijke. De man op de foto, die bij de ingang van een park staat, komt een eeuw later zo weer tot leven. De ansichtkaart met die foto hangt in je verbeelding ineens aan je eigen prikbord in de keuken.
Ook maakt Sexsmith zijn eigen afscheid van zijn geliefde, maar te duur geworden Toronto invoelbaar. Je voelt aan de ene kant de nostalgie vanwege het verlaten van de stad en de ander kant de vreugde om het nieuwe. Alleen al de hoop op een live vertolking van dit liedje is het waard om op 4 juni naar Paradiso Noord te komen.

Ron Sexsmith - Strawberry Blonde
Wegmijmeren bij mooie klein liedjes
Natuurlijk, mooie teksten, die zijn het kenmerk van de beste singer-songwriters. Maar Sexsmith is echt een geval apart. Hij is van de buitencategorie als de hoogste Alpentoppen in de Tour of Giro. Als luisteraar laat hij je wegmijmeren bij mooie kleine liedjes op prachtmelodieën met heel visuele teksten. Als hij zingt over een Strawberry Blonde of een Pretty Little Cemetery (allebei op Other Songs, 1997) dan krijg je automatisch bij de hemelse melodie de beelden erbij. Dat bewerkstelligt hij ook nu weer met Man At The Gate (1913) op The Last Rider, de eerste van zijn dertien albums die hij zelf heeft geproduceerd. Als er een Oscar zou bestaan ‘voor niet bestaande films’, dan moest die naar hem gaan.
De aanleiding voor het liedje was die onbekende man die een eeuw later nog weet te inspireren, terwijl die allang in as is opgegaan. Hij had evengoed zelf die man van die momentopname kunnen zijn, dacht hij. Plotseling besefte Sexsmith dat die song zijn afscheidslied van Toronto was waar hij dertig jaar had gewoond. De huurprijzen waren onbetaalbaar geworden. Iets leuks kopen voor een redelijke prijs was er niet bij. Dan maar verhuisd naar Stratford ongeveer twee uur westwaarts, waar hij nog wel in een Downton Abbey-achtig huis terecht kon met een lange oprit voor de deur en met tapijt beklede muren. ‘Leven als een rockster voor de prijs van een armzalige muzikant.’ Die laatste beroepsgroep en hun natuurlijke habitat van de muziekclubs krijgen het steeds zwaarder in Toronto wat leidt tot een hele uittocht van artiesten met als gevolg grote culturele verschraling. Alleen Sexsmith kan dat in zo’n sterk beeld vatten.

Ron Sexsmith - Pretty Little Cemetery
Zelf produceren en opnemen met zijn eigen liveband
Verhuizen uit de woning waar je de helft van je albums hebt geschreven en bovendien voor het eerst je eigen plaat gaan produceren, zijn ingrijpende gebeurtenissen in het leven van een muzikant. Sexsmith, die met de beste producers ter wereld heeft gewerkt – denk vooral aan zijn beste werk met Mitchel Froom en Martin Terefe – besloot ditmaal zelf eens de productie ter hand te nemen. Niet helemaal alleen, samen met zijn drummer Don Kerr.
Eigenlijk wilde hij een hernieuwde samenwerking aangaan met ‘terrific Terefe’ maar net als de onroerendgoedmarkt was die financieel niet langer haalbaar. Dat heeft goed uitgepakt. In plaats van in een dure studio in LA op te nemen, togen ze voor de opnames naar de nabijgelegen Bathouse Studio in Kingston, eigendom van hun vrienden van The Tragically Hip. Geen peperdure sessiemuzikanten deze keer, nee gewoon de liveband waarmee hij al jaren speelt. Als je het resultaat hoort, vraag je je af, waarom hij dit nooit eerder heeft gedaan. Zonder twijfel gaat dit het begin vormen van een hele serie zelfgeproduceerde platen, alhoewel Sexsmith zelf zijn volgers zand in de ogen heeft gestrooid met de vermelding dat dit mogelijk zijn laatste plaat zou zijn. Sorry Ron, maar daar willen wij voorlopig nog niet aan, als je het niet erg vindt tenminste.

Ron Sexsmith - Radio
Melodie en tekst pakken je volkomen in
Op The Last Rider staan liedjes die thematisch bij elkaar horen. Breakfast Ethereal en de eerste single Radio grijpen duidelijk terug op zijn jeugd. Shoreline is de voorbode van Man At The Gate (1913) en haakt aan bij de discussies tussen meneer en mevrouw Sexsmith over hun noodgedwongen verhuizing. In West Gwillimbury ontstaat al een beetje een plaatje bij waar ze naar toe gaan verhuizen. Het is uiteindelijk dus een ander plaatsje geworden, maar de plaatsnaam uit de song bekt gewoon lekker. Het is vergelijkbaar met wat Indian Queens is voor Nick Lowe (een groot fan van Sexsmith overigens), gewoon een plek waarbij je fantasie over the good life op hol slaat.
Laat dat fantaseren maar over aan Ron Sexsmith. Bij zijn optredens kan dat mensen soms tot tranen toe brengen. Hij sleurt je zachtjes doch beslist mee in zijn dromen. Dreams Are Bigger bevat een mooie overpeinzing. Probeer je maar eens een voorstelling te maken van wat hij zingt in het refrein: ‘If your dreams are bigger than your worries, you won’t have to worry about your dreams.’ Het mag een tijdje duren eer het kwartje valt, maar daarna ben je toch weer een mooi beeld rijker. Melodie en tekst pakken je volkomen in. En dat is de kracht van Ron Sexsmith.
Tekst door: Robbert Tilli